Home
FILMARCHIEF
1 Minuut film
Animatie
Bedrijfsfilm
Culinair
Dierenmanieren
Diverse
Fantasie
Herfst thema
Intro's
Kunst & kitch
Kerst & Nieuwjaar
Lente thema
Muziek & theater
Reizen
Reportages
Steden & dorpen
Toeristisch
Winter thema
Zomer thema
Projecten mailgroep
Seniorennet
FOTOARCHIEF
Pascallekes 2006
Pascallekes 2007
Pascallekes 2009
Beurs langer actief
5 Jaar Seniorennet
Poëziemiddag
INFO
Regels mailgroep
Wedstrijdreglement
Fotoarchief leden
Officiële intro
 

Basis Camcorder technieken

 

- Zoomobjectief en scherpstellen.
- Opname-elementen en kleur .
- Belichting en verlichting.
- Het video-opname- en opslagformaat.
-
Het geluid.
- Camerabewegingen.
- Aansluitingen en accu’s.
- Monteren in en met de camcorder.

 

Zoomobjectief en scherpstellen.

De kwaliteit en mogelijkheden van het zoomobjectief kunnen uw opnamen maken of breken. De resolutie van video is veel lager dan bij fotografie en bij 25 beelden per seconde is het soms moeilijk waarneermbaar of een beeld optimaal scherp is of contrastrijk. Dit in tegenstelling tot de professionele videosector waar weldegelijk hoge eisen worden gesteld aan de verwisselbare objectieven. De camcorders voor consumenten en prosumers hebben echter een inhaalbeweging gemaakt bij de optische kwaliteit van zoomobjectieven. Dit om twee redenen. De eerste reden is de komst van steeds meer beeldlijnen en een grotere beeldresolutie.. Van DV op 720x576 pixels tot Full HD op 1920x1080 pixels. Een tweede reden is de komst van de progressieve scan, het uitlezen van een volledig filmbeeld. Het behoeft geen betoog dat bij dergelijke resoluties geen prutsoptiek kan gebruikt worden : Leitz, Leica, Canon zijn de grote spelers wat de optische klok slaat. Een niet onbelangrijk neveneffect daarbij is dat onze camcorders ook in staat zijn degelijke digitale foto's te maken.

 

Eigenschappen

Elk zoomobjectief kent een aantal eigenschappen. Eerst hebben we het zoombereik, ook gekend als brandpuntsafstand. Dit bepaald de groothoek of tele-werking. Dan is er de lichtsterkte in combinatie met de instelbare diafragmawaarde. Hoeveel licht kan het objectief nog doorlaten en hoe ver kan het objetief dicht bij veel licht of een grote dieptescherpte ? Kies bij een video-objectief altijd voor de laagst mogelijke F-waarde, ergens tussen F1.6 en F1.8. Dat geeft een grotere lichtsterkte. Een aantal objectieven hebben ook een optische beeldstabilisatie ingebouwd. Door middel van een prismastelsel kan bewegingsonrust veroorzaakt door kleine camerabewegingen, opgevangen worden. De meeste objectieven voor comsumentencamera's zijn vast of maken gebruik van een elektronische stabilisator. Professionele en een aantal prosumer camcorders beschikken over de mogelijkheid met verwisselbare lenzen te werken. Daarmee kunt u een aparte groothoek of telelens inzetten. Bij camera's met een vast objectief zult u dan gebruik moeten maken van voorzetlenzen.

Een belangrijk aspect vormt de keuze tussen AF (AutoFocus of automatische scherpstelling) en M (Manuele of handmatige scherpstelling). Hoewel de automatische scherpstelling het vaak bij het rechte eind heeft, wil de gevorderde gebruiker toch met de hand bijregelen. Bedenk echter dat u handmatig nooit zo snel kan scherpstellen als bij de automaat mogelijk is. Daarom ontbreekt op heel wat consumenten camcorders de manuele mogelijkheid.

 

Zoomen

De beginnende videofilmer speelt graag met het zoombereik. Hoe groter, hoe beter, een 20X zoom en liefst nog aangevuld met een 200 of zelfs een 500X digitale zoom. Thuisgekomen blijken de opnames dan geweldig tegen te vallen. Laten we daarom eens een aantal basisfeiten en technieken over de zoomwerking bekijken. Het eigenlijke doel van de zoomlens is bedoeld voor het optimaal kunnen uit- of inkaderen van het beeld. Bij een wijds landschap of een groot bouwwerk heeft u een groothoek nodig om alles zoveel mogelijk allemaal in beeld te brengen. Hetzelfde geldt voor het filmen binne kleine ruimtes. Hoe lager het aantal millimeter op de zoomring, des te weider de groothoekwerking. Nadeel is dat groothoek op een doorsnee zoomring nogal tegenvalt. Meestal is het vergelijkbaar met een 35-45 mm objectief voor een kleinbeeld camera. Wie meer wil zal dus met een converter moeten werken.

Op het optische telebereik valt doorgaans weinig op te merken. Bij vaste lenzen is dit doorgaans tussen de 10 en 20X. Het onderwerp komt zo steeds groter en dichterbij in beeld. Dat spreekt de kijker aan en vergroot het aantal zichtbare details. Het stelt u ook in staat mooie close-ups te maken. Zo een zoombereik is zeker welkon bij het filmen van sportmanifestaties en bij natuur opnames. Objecten op een grote afstand inzoomen heeft echter een belangrijk nadeel. Hoe meer u inzoomt des te meer worden ook kleine camerabewegingen en schokjes versterkt. Zeeziekmakende opnames zijn hier het gevolg ervan. Een stabilisator kan veel onheil voorkomen, maar een statief is in dergelijke gevallen onmisbaar. Digitaal inzoomen kunt u best laten. Niet alleen wordt de gevoeligheid voor camerabewegingen nog groter, maar neemt ook de resolutie af. Dat laatste komt doordat het gebruikte oppervlakte vande opnamechip wordt verkleind. Een macro-instelling is handig voor dichtbij-opnames. Maar ook in dit geval is het gebruik van een statief aan te raden. Het zoomen zelf kan met behulp van een eletromotor of met de hand. Bij handmatig zoomen heeft u de zoombeweging ook daadwerkelijk voledig onder controle. Ook hier weer moeten we vermelden dat bij veel consumeneten camera's dit handmatig gedeelte ontbreekt. Een tiltschakelaar stelt u dan in de mogelijkheid om op verszchillende snelheden in- of uit te zoomen. Vermijd ten allen tijde het steeds terug in- en uitzoomen, dat geeft onrust en verwarring bij de kijker.

 

 

Scherp en onscherp

De opnametechniek van de moderne camcorder behaalt tegenwoordig ware hoogstandjes op gebied van beeldscherpte. Mits natuurlijk well correct werd schergesteld. Dat scherpstellen blijkt in de praktijk regelmatig lastiger dan gedacht. In doorsnee opnames heeft de autofocus het bij het rechte eind. Er zijn echter situaties die problemen veroorzaken. Bij schemering of bij weinig contrast raakt de sensor voor het scherpstellen in de war. Bijlichten met een videolamp kan in dergelijke gevallen een oplossing bieden. Het is van belang te expirimenteren met het beeldveld waarop uw camera scherpsteld. Valt dit meetveld naast het hoofdonderwerp dan kan de camcorder ergens op een ander voorwerp of object gaan scherpstellen. Lastig is het wanneer het onderwerp beweegt of als er andere objecten door het beeld bewegen. Bij dergelijke situaties kan de autofocus gaan zoeken. Dan is handmatig scherpstellen de oplossing. Gebruik voor het handmatig scherpstellen bij voorkeur de (zwart-wit) zoeker dat heeft de beste beelden. Let op als het onderwerp zich verplaatst want dan dient u onmiddellijk de scherpstelling aan te passen.

Een veel gebruikte scherpsteltechniek is eerst maximaal inzoomen, dan goed scherpstellen, en vervolgens terug de gewenste compositie of uitkadering. Bent u niet zeker over de juiste scherpstelling, kies dan een wat lagere zoomstand, zet meer licht in of draai het diafragma verder dicht. Hierdoor neemt de dieptescherpte, dat wil zeggen hetgeen dat van voor tot achter scherp is. Omgekeerd kunt u het onderwerp ook meer loslaten van de omgeving door juist het omgekeerde te doen, de dieptescherpte te verminderen. Een aantal videocamera's bieden extra hulpmiddelen voor het scherpstellen. Bijvoorbeeld het uitvergroten van de zoeker/lcd-beelden, op een optische indicatie voor scherp of onscherp. Dat kan handig zijn.

 

 

Voorzetten of verwisselen

Als het zoomberiek van uw camcorder u niet uitkomst dan zijn er twee mogelijkheden. Bent u in het bezit van een camcorder die de mogelijkheid bied om het lensenobjectief te verwissellen, dan kunt u investeren in een andere lens met een grotor zoombereik of tele mogelijkheid. Helaas is dat nog steeds enkel voorbehouden aan de professionele modellen, alhoewel daar verandering in komt en ook de prosumer camcorders steeds meer deze mogelijkheid zullen bieden.

Bij de comsumenten camcorders moet u dan weer u toevlucht nemen tot de zogenaamde voorzetlenzen of converters. In dit segment hebt u de keuze tussen een groothoek of een teleconverter. Zorg daarbij dat u voor een model kiest dat kwalitatief hoogwaardig is en bij het objectief van de camcorder past. Voor de aanschaf van dergelijke converter is het raadzaam dit even op uw camcorder te testen. Vooral bij groothoek converters kan het nog wel eens gebeuren dat bij volledig uitzoomen er vignettering optreed. U ziet dan in de vier hoeken van het beeld een zwatr driehoekje. Je filmt dus als het ware de binnenkant van de lens mee.

Een tip die ik iedereen nog wil meegeven. Het objectief is één van de duurste onderdelen van een camcorder. Schaf daarom ook steeds een eenvoudige UV filter aan die u op de lens kan schroeven. Er veranderd daarbij niets aan de beeldkwaliteit, maar uw duur objectief wordt op die manier wel beschermt tegen krassen en vuil. Zo'n een UV filter kost een paar euro en is eenvoudiger te vervangen bij schade dan het lenzenstel van u camcorder.

 

 

Opname-elementen en kleur


Menig videofilmer denkt dat de gehele camcorder digitaal is. Het deel dat het licht opvangt (sensor) en de eerste kleurertsplitsing doet is echter analoog
Pas de daar achter gelegen minicomputer maakt de beeldpixels en bepaalt de uiteindelijke kleurweergave.

In de vorige aflevering van basis camcordertechniek kwamen het zoomobjectief en het scherpstellen uitvoerig aan bod. Het zoomobjectief werpt een cirkelvormig beeld op de beeldsensor van de camcorder die daar een rechthoekige (4:3 standaard of 16:9 breed beeld) uitsnede van maakt. Een opname-element is in principe erg kleurenblind. Dat wil zeggen: registreert alleen verschillen in lichtsterkte (grijstrappen) en bouwt daarmee een zwart-witbeeld op. Door allerlei optische en elektronische trucs worden daar de Rood, Groen, Blauw (RGB) videokleuren aan toegevoegd. De uiteindelijke bewerking van het analoog opgenomen naar digitaal vastgelegd beeld gebeurt in de computer (CPU) van de camcorder. Het videobeeld volgt de weg: zoomobjectief, bij drie beeldsensoren een RGB-scheidend prisma, het opname-element, analoge stroompjes naar de camcorder CPU en vervolgens het verwerken tot het toegepaste videoformaat voor opslag op tape, hard disk, optische schijf of geheugen kaart.

Het opname-element

De sensor of het opname-element van de camcorder is het deel dat het licht opvangt en in een eerste analoge beeld omzet Hier heerst een grote verwarring over het begrip pixels. Camcorderfabrikanten geven het oplossend vermogen van de toegepaste opname-elementen op in pixels (beeldpuntjes). Die pixels ontstaan echter pas in de camcordercomputer en niet in de nog analoge sensor zelf! Een sensor bestaat uit een groot aantal lichtgevoelige cellen. Bij digitale camera’s spreekt men in deze ook wel van zogenaamde photosites. Wordt een dergelijke lichtgevoelige cel door lichtenergie getroffen dan gaat er een klein analoog stroompje lopen. Het stroompje varieert in sterke al naar gelang de hoeveelheid licht waardoor de cel getroffen werd. Al die stroompjes bij elkaar worden naar de analoog-digitale converter van de cameracomputer geleid waar er een digitaal beeld in pixels van gemaakt wordt.

Om te beginnen eerst een aantal algemene zaken over de opname-elementen van camcorders. De grootte van deze chip bepaalt de lichtgevoeligheid. Hoe groter deze chip des groter ook de afzonderlijke lichtgevoelige cellen. Dat geeft en betere kleurweergave bij matig licht en minder ruis. En natuurlijk kunnen grotere sensoren ook meer lichtgevoelige cellen bevatten. Professionele camcorders gebruiken opname-elementen van 1/3 tot 1/2 inch. Prosumer modellen 1/4 tot 1/3 inch. Compacte amateurcamcorders 1/6 of 1/8 inch en

presteren daardoor wat minder. Het genereren van de primaire RGB-kleuren kan op twee manieren. Duurdere camcorders gebruiken drie afzonderlijke sensoren (de zogenaamde 3-chippers) voor Rood, Groen en Blauw. Een prisma verdeelt de RGB-kleuren over elk hun eigen censor. In feite heeft u zo een driemaal groter sensoroppervlak. Dat levert een betere kleurweergave bij matig licht, hogere lichtgevoeligheid en fraaiere foto’s (de camcorder als digitale fotocamera) op. Goedkopere camcorders hebben slechts een opname-element. Deze sensor wordt dan met behulp van filtertjes voor de afzonderlijke RGB-kleuren in drieën opgedeeld. Op zich kunnen de wat grotere enkelvoudige sensoren met veel lichtgevoelige cellen ook best goed presteren. Bij kleinere chips blijft het echter behelpen bij het videofilmen of fotograferen bij matig tot slecht licht. Dan de pixels. Het aantal effectief benodigde pixels hangt af van het toegepaste videoformaat of bruikbare grootte van digitale foto’s. Bij gewoon DV PAL is 720 x 576 pixels ruim voldoende. Bij gewoon HDV zit u op 1440 x 1080 pixels en bij Full HD op 1920 x 1080 pixels. Doorgaans nemen de fabrikanten het aantal pixels wat ruimer. Die extra 'pixeIruimte’ komt goed van pas bij elektronische bewegingsstabilisatie, afval aan de randen en digitaal inzoomen. Anders loopt bij deze correcties de beeldkwaliteit te veel terug.

Soorten sensoren

De opname-elementen bij camcorders worden verdeeld in twee typen sensoren: de CCD- en CMOS-sensor. Een Charge Coupled Device is een chip die geheel uit lichtgevoelige cellen (photosites) bestaat. Deze photosites slaan gedurende een korte periode alle door de lichtenergie opgewekte elektronen op. Bij PAL video met een ververstijd van 1/50 seconde worden de opslagregisters dus elke 1/50 seconde geleegd en als analoge stroompjes doorgegeven (transfer) naar de CPU. De meest gebruikte CCD is van het Interline Transfer (IT)-type. Bij teveel licht kan deze IT CCD overbelast (het aantal elektronen loopt als het ware over) raken waardoor een zogenaamd smear-effect ontstaat. U ziet dit als een soort lopende verticale (uitsmeer-)lijn door de hoge lichten. Het type Frame Interline Transfer (FIT) CCD heeft hier minder last van. Een ander probleem kan het na-ijlen van beelden bij snelle camcorderbewegingen zijn. Bij de CCD zit alle elektronica voor verdere bewerking buiten de chip en zij gebruiken relatief veel stroom. Gebruik bij fel licht en een CCD-camcorder altijd een grijs- of polarisatiefilter om de zojuist genoemde smear-problemen te voorkomen. De energiezuinige Complementary Metal Oxyde Semiconducter (CMOS) sensor verschilt van de CCD chip door de aanwezigheid van elektronische circuits op het opname-element zelf. Daardoor zijn de CMOS chips goedkoper te produceren, hebben geen last van smear of na-ijlen van beelden en is er minder ruimte voor photosites op het sensoroppervlak. Aanvankelijk waren er kinderziektes bij de CMOS - sensor. Onder andere wat minder lichtsterkte. De huidige generatie steekt de CCD echter na de kroon op het gebied van een betere kleurweergave en geen smear.  Selecteer het sensortype op de soort video-opnamen dat u maakt.

 

Het kleurenbeeld

De kleuren bij video werken hetzelfde als bij RGB-kegeltjes op het menselijk netvlies. Rood, Groen en Blauw wordt samen met het zwart-wit (eigenlijk grijs) tot een helder en natuurlijk kleurenbeeld gemixt. Zoals gezegd vond een deel van de kleurenbewerking al in het analoge deel en de rest in de digitale camcorder CPU plaats. Ons oog stelt automatisch de kleurweergave bij een andere kleurtemperatuur bij. De camcorder moet dat doen via de zogenaamde witbalans. Standaard wit is normaal daglicht met een kleurtemperatuur van 5000 graden Kelvin. Bij gloeilampen daalt de kleurtemperatuur tot circa 3.200 graden Kelvin en wordt het licht roder. In geval van halogeen en Tl-licht verandert de kleur naar geel-groen. En bij een hel blauwe hemel met schaduw loopt het blauw op van 5.500 tot wel 9.000 graden Kelvin. De automatische witbalans van uw camcorder corrigeert deze kleurafwijkingen niet altijd even goed. Hiertegen helpen twee remedies: het kiezen van een voorinstelling. Vele camcorders beschikken over correcties voor kunst- en Tl-licht. Duurdere modellen bieden door u voorgeprogrammeerde instellingen voor bepaalde lichtsituaties op maat. Bijvoorbeeld een ijsshow met fluorescent licht; het hand matige uitwitten op een wit oppervlak of een speciaal daarvoor verkrijgbare kaart of lensdop.

Prosumer- en professionele camcorders voorzien in een aantal extra opties voor het optimaal beheersen van kleur, zwart en wit. Een speciale instelling voor huidtinten zorgt ervoor dat uw actrices niet boos worden. Cinema geeft de specifieke bioscoopkleuren weer. Met behulp van de gamma-instellingen valt de helderheid van de kleuren precies af te stemmen op die van het beeldscherm voor de kijkers thuis.
En de zogenaamde ‘Knee correction’ vermindert het dynamische bereik van de sensor zodanig dat de schaduwen niet geheel ondoorzichtig en de heldere luchten niet geheel uitgebleekt raken. Al deze functies kunt u via de boordcomputer op smaak en maat bijregelen. Pas verder op met de gain en kleurverzadiging. De gain versterkt het beeldsignaal bij slecht licht. Echter niet alleen het beeld zelf maar ook de beeldfouten en ruis nemen toe. Sommige amateurcamcorders zijn vanuit de fabriek op een hogere kleurverzadiging afgesteld. Dat oogt lekker hard en scherp. In de praktijk kan dit echter wel eens allemaal te knal’ uitpakken en de kleuren op het tv-scherm gaan doorlopen. De vakman kiest bijvoorkeur voor neutrale natuurlijke kleuren.

 

 

Belichting en verlichting.

Onder de belichting wordt de hoeveelheid licht die de sensor van de camcorder plus eventuele verdere versterking verstaan. De verlichting is de wijze waarop het licht het onderwerp treft. Beiden zijn van essentieel belang voor het maken van geslaagde video-opnames. Net als bij fotografie is en blijft het videofilmen schrijven met licht.
Wij vergeten gemakkelijk dat ons menselijk oog voor tal van belichtingssituaties automatisch corrigeert. De pupil werkt als een soort diafragma. Via de staafjes en kegeltjes (beeldsensor) van het netvlies wordt de lichtgevoeligheid bepaald. En de hersenen reguleren de beeldversterking. Alleen als het echt te fel licht is zetten wij een zonnebril op en als het te donker is gaat het licht aan. Zo ook bij de camcorder. Daar zit een automatisch diafragma in. De ‘zonnebril’ is er ook in de vorm van een grijsfilter of een circulair polarisatiefilter. Beeldversterking vindt elektronisch via de zogenaamde gain plaats. En de grootte van het sensoroppervlak (CCD of CMOS) bepaalt de lichtgevoeligheid. Andere bijkomende factoren zijn de maximale diafragma opening van het zoomobjectief en het aantal opnamechips in de camcorder. Drie opname-elementen versterken de lichtgevoeligheid en bevorderen de RGB kleurenweergave.

 

De drie punten van de belichting

Een goede belichting hangt praktisch gezien van een drietal factoren af. De eerste factor in deze drieluik is de hoeveelheid licht zelf. Overdag en binnenshuis bij een normale verlichting geen probleem. Wel bij te veel of juist te weinig licht. U zult zo nodig het licht moeten temperen (grijsfilter) of bijlichten (videolamp). De tweede factor betreft de lichtgevoeligheid en instelling van de camcorder zelf. Een combinatie van de lichtsterkte (kleinste F-waarde) van het zoomobjectief, lichtgevoeligheid van de beeldsensoren en gekozen diafragma opening. Bij weinig licht gaat het diafragma verder open en bij te weinig licht verder dicht. De derde en laatste factor is de toegepaste correctie. Daar zijn er drie van. Filtering met een grijs- of polarisatieglaasje reduceert de hoeveelheid invallend licht. Een aantal camcorders kent een belichtingscompensatie, bijvoorbeeld tegenlicht (backlight)-correctie waarbij het diafragma meer geopend wordt om onderbelichting te voorkomen. En de gain, elektronische beeldversterking, alleen aanwezig op professionele camcorders. Wees altijd voorzichtig met de gain want deze veroorzaakt bij te grote versterking een fikse beeldruis. Een lichte gain kan het verschil betekenen tussen te weinig of net nog voldoende zien.

High-speed

Alle hiervoor besproken instellingen voor de belichting zijn gebaseerd op een standaard sluitertijd van 1/50 seconde (= 25 hele videobeelden). Net als bij fotocamera’s valt op de camcorder ook een snellere hogere sluitertijd te kiezen om een slowmotion of bevroren beeldeffect te creëren. Hoe sneller de sluitertijd des te minder licht de sensor bereikt. Het diafragma zal dan verder geopend dienen te worden!

Beperkingen aan de dynamische range

Net als bij de klassieke chemische filmemulsie heeft ook de videofilm een bepaalde belichtingsspeelruimte. Er wordt in deze ook wel van een dynamische belichtingsrange gesproken. Binnen een bepaalde maximale en minimale belichting presteert de camcorder optimaal. Wordt de belichting te sterk dan bleekt het beeld uit. Is de belichting te zwak dan wordt het beeld dof of modderig, treedt er ruis open lopen de schaduwen dicht. En ander punt vormt de contrastweergave. Een optimaal pittig videocontrast krijgt de filmer alleen bij voldoende belichting en gemiddelde diafragmawaarden. Hoe professioneler de camcorder des te breder de dynamische range. Simpeler videocamera’s klappen al snel dicht. De echte vakmodellen halen er uit wat er in zit. Bovendien bieden prosumer- en procamcorders vaak aanvullende instellingen om het dynamisch bereik naar eigen smaak en belichtingsmaat aan te passen. Zowel het totale dynamisch bereik als de contrastwerking en weergave in de witten en zwarten valt in te stellen. Belangrijk zijn de zogenaamde knee-tuncties. De vooraf voor een bepaalde lichtwaarde ingestelde knee comprimeert de dynamic range zodanig dat in de hoge lichten en diepe zwarten toch nog net details te zien zijn. Enig experimenteerwerk met de eigen camcorder laat al snel zien wat zo’n knee-correctie doet. Voor weergave op de tv, die een lagere dynamische range als de camcorder heeft, is er de instelling broadcast safe.


Automatisch of met de hand?

Een belangrijke vraag is of de belichting van een camcorder nu automatisch of met de hand dient te worden ingesteld? Het goede nieuws is dat de belichtirigsautomatiek het in meer dan 90% van de gevallen bij het juiste eind heeft, In de praktijk doen zich echter een drietal situaties voor waarbij handmatig ingrijpen gewenst is. Als de belichtingsautomatiek teveel wordt afgeleid door lichte vlakken in het beeld dreigt onderbelichting. Het diafragma zal dan manueel meer geopend moeten worden. Omgekeerd veroorzaken donkere beeldpartijen juist overbelichting. Sluit het diafragma dan verder met de hand. Het derde praktijkgeval betreft te sfeer. Een lichte overbelichting geeft een pastel- of softsfeer. Bij een lichte onderbelichting creëert u zware kleuren en somberheid.


Grijs- en polarisatiefilters

Een grijsfilter doet niet anders dan de hoeveelheid invallend licht terugbrengen. De reductiefactor geeft aan hoeveel. Bijvoorbeeld 1/4, 1/8, 1/16 of 1/32. Meer professionele camcorders beschikken over een of twee ingebouwde grijsfilters. Anders kunt u losse grijs- filters kopen en voor het zoomobjectief bevestigen. Het circulair polarisatiefilter doet drie dingen: reduceert de hoeveelheid licht, haalt reflecties uit spiegelende oppervlakten en verzadigt de kleuren. Bekend zijn de fraaie diepblauwe luchten op zonnige vakantiebestemmingen. Het effect is afhankelijk van de hoek die het objectief van de camcorder met de zon maakt. Spreid duim en wijsvinger. Richt de duim op de zon en de wijsvinger geeft min of meer de optimale richting aan. Verder gewoon experimenteren. Koop altijd filters van goede kwaliteit om de prestaties van het zoomobjectief niet te verpesten.

De verlichting

Hoe het onderwerp van uw video-opname wordt uitgelicht bepaalt de verlichting. Een zachte egale verlichting zoals bij licht tot matig bewolkt weer geeft de beste resultaten. Fel zonlicht schept al snel te veel licht of onoverbrugbare contrasten. Te donker weer, geeft weer saaie kleuren. En te donker modderige en detailarme beelden. Fabrikanten van camcorders spiegelen nogal eens voor dat de camcorder een zwarte kat in een kolenmijn kan opnemen. Inderdaad er is iets vaags in zwart wit te zien maar daar houdt het dan ook wel bij op. De licht- gevoeligheid van een camcorder wordt opgegeven in Lux of footcandles. Waarden zoals filmen bij 1 en 2 Lux dient de videomaker met een flinke korrel zout te nemen. Meestal ontstaat er pas vanaf 20 Lux een redelijk en vanaf 100 Lux een goed videobeeld. Lux-meters zijn voor enkele tientjes bij de elektronicadump te koop. Behalve het natuurlijk aanwezige daglicht kennen wij ook kunstgrepen om de verlichting aan te passen. Een simpele doch doeltreffende maatregel bij lastige schaduwen is het gebruik van een reflectieschermpje. Een witte kaart, aluminium of goud folie kaatsen het licht in de schaduwpartijen. Bij echt te weinig licht of te hardnekkige schaduwen past een videolamp. Voor een interview of het uitlichten van een schaduwpartij is een lampje van 10 tot 30 Watt al voldoende. Voor een studio of huiskamer is al snel 1000-2000 Watt nodig. Een opstelling met drie videolampen geeft de meeste mogelijkheden: hoofdlicht, effectlicht (haar) en invullicht.


Videolampen

Bij videolampen is er de keuze uit LED en halogeenmodellen. De LED-lampen zijn in opmars omdat zij niet echt heet worden en veel minder stroomgebruiken. Er wordt een onderverdeling gemaakt in videolampen die op de camcorder en op een apart lampstatief staan. Let verder op de beschikbaarheid van accessoires zoals licht richtende flappen (barndoors), verzachters (diffusors) en filters.

 
 

Het video-opname- en opslagformaat.

Onder het video-opnameformaat wordt de wijze waarop de AudioVisuelem-informatie naar het opslagmedium wordt weggeschreven verstaan. Dit betreft zowel het oplossend vermogen in het aantal beeldlijnen of pixels, de compressie (wel of geen en het type) en de wijze waarop wordt vastgelegd. Onder het video-opslagformaat verstaan wij het type drager, band, harddisk, schijf ofgeheugenkaart waarop de AV-data worden weggeschreven. Beiden formaten dienen op elkaar te zijn afgestemd.
Van Standard Definition (SD) tot High Definition Video (HDV), het zijn allemaal verschillende opnameformaten voor video. De grote doorbraak voor video kwam met het kwalitatief goede analoge SD-formaat op 500 beeldlijnen. Vertaald naar het digitale tijdperk: 768 x 576 pixels. Ondanks wat wel eens in de wandelgangen gehoord wordt, is analoge video zowel in de uitgang composiet als component een hoogwaardig signaal dat nog altijd professioneel gebruikt wordt. De slechte naam geldt alleen voor inferieure VHS-systemen op 240-250 beeldlijnen. Sinds Super-VHS en Hi8 echter niets dan goeds. Digitaal laat zich echter niet tegenhouden en heeft analoog overvleugeld. Het begon allemaal met DV (720 x 576 pixels) en daarna met HDV (1920/1440 x 1080i pixels of 1280 x 720 pixels). Een resolutie waar je u tegen kunt zeggen. Hetzelfde geldt voor de beeldkwaliteit van de huidige generatie camcorders. Eenzelfde soort revolutie voltrok zich ook bij de opslagmedia. . In de amateurwereld is ‘koning tape’ van de troon gestoten. Professionals houden voorlopig de band nog aan. De harddisk maakt bij zowel de amateur als vakman furore. De optische schijven bevorderen het afspeelgemak. En de geheugenkaarten zagen langzaam maar zeker de poten onder de andere opslagmedia vandaan.

Analoog.

S-VHS en Hi8 zijn als videosignaal nog lang niet dood. In tegendeel zelfs. Menigeen vergeet dat het opnamesysteem van een camcorder aan de voorzijde nog geheel analoog is. Pas na de beeldsensor worden de analoge stroompjes gedigitaliseerd. Analoog video is ongecomprimeerd en biedt de hoogste verliesloze kwaliteit. Analoge signalen zijn op een drietal praktijkvlakken nog volop in gebruik. In de studio voor zowel het registreren als kritisch bekijken op HIRES-monitoren. SD doet het onder andere nog altijd uitstekend bij televisie.
Analoog is de eerste keuze bij relatief goedkoop mixen en switchen. Daarom zijn analoge mixers nog altijd volop in gebruik bij live-opnamen en VJ’s. Een ander punt is dat het geluid bij analoog mixen gemakkelijker synchroon te houden valt. Een niche toepassing is high-speed videografie. Wie tot vele honderden of duizenden beeldjes (frames) per seconde opneemt is met tape veel goedkoper uit dan met gigantische harde schijven die zo vol zitten.

DV en DVCAM.

De afkorting DV staat voor Digitaal Video. Daar kunt u meerdere kanten mee op. In principe is DV 720 x 576 pixels en YUV 4:2:0. Consumenten DV verschilt weinig van professionele DV. Bij vakgebruik worden alleen betere camcorders en tapes ingezet. DV is de voordeligste manier om prima video-opnamen voor hobby en vak te maken. Een belangrijke variant is DVCAM. De resolutie en YUV optekening zijn hetzelfde. Het verschil zit hem in de bredere sporen, hogere tapesnelheid en solidere koppeling tussen beeld en geluid. DVCAM is een populair formaat bij zowel professionals als gevorderde amateurs. Dit vanwege de hoge kwaliteit bij relatief lage prijzen. Beide formaten gebruiken een relatief lage DCT-compressie van 5:1 en data overdrachtsnelheid van 25 Mbps die gemakkelijk door montagesystemen te verwerken valt. De meeste DVcamcorders nemen in 4:3 op. Het aantal breedbeeld 16:9 modellen groeit gestadig.
 

HD, HDV en P.

HD staat voor High Definition en HDV voor High Definition Video. Beide begrippen staan voor een hoge beeld- resolutie doch betekenen niet hetzelfde. HDV is een standaard voor het in 16:9 breedbeeld opnemen van HD-video. Er zijn twee varianten. Als eerste de HDV interlaced standaard volgens Sony en de daaraan gelieerde fabrikanten. In de eenvoudigste vorm, normaal HDV, wordt er weggeschreven in 1440 x 1 080i pixels. Die i staat voor Interlaced, wat betekent dat er 50 halve beelden per seconde worden weggeschreven. Samengesteld levert dat 25 volledige PAL videobeelden per seconde op. Bij Full HD gaat het om 1920 x 1 080i Pixels. JVC heeft de eigen Pro HD-standaard neergezet. Hierbij worden 1 280 x 720 pixels opgetekend in volledig video- beeld (full frames) 25 of 50 beelden per seconde. Het optekenen in volledige in plaats van halve i-beelden wordt Progressieve genoemd. Als voordeel geldt de betere fotografische scherpte met de indruk van een bioscoopfilm. Als nadeel geldt de hogere gevoeligheid voor bewegingsonscherpte. De P van progressieve duikt ook meer en meer als extra opnameoptie bij HDV-camera’s op. HD zonder V betekent dat er in een hoog oplossend vermogen wordt opgenomen. Zo zijn er al systemen die 4.000 beeldlijnen (4K) kunnen vastleggen en weergeven.
De gebruikte compressie bij HD(V) is doorgaans MPEG-2. Een variabele en zwaardere compressie (gemiddeld 40 maal) die meer processorkracht en geheugen van de montagesystemen vraagt.

AVCHD

Advanced Video Codec High Definition (AVCHD) wordt wel de ‘tapekiller’ genoemd. Dat mag weliswaar voor de amateurmarkt gelden, doch in de pro- sector stelt AVCHD veel minder voor. AVCHD is ontwikkeld om gewoon HD en Full HD op media met een kleinere opslagcapaciteit, bijvoorbeeld geheugenkaarten, te kunnen vastleggen. Daarvoor wordt een sterke MPEG-4 compressie ingezet. De beeld- en geluidskwaliteit zijn zonder meer goed. Een probleem vormt de montage waarbij telkens krachtig gedecomprimeerd dient te worden. Anders kan er niet tot op het frame worden gesneden en idem effecten nauwkeurig berekend worden. Dat vergt veel van de rekenkracht van het montagesysteem!

DVCPRO

Panasonic heeft een eigen DVCPRO-standaard. Een belangrijk verschil zit in de YUV 4:1:1 registratie dat een licht voordeel bij een exacte weergave van kleur en helderheid biedt. Ook zijn de DVCPRO tapes een stuk degelijker dan die van de DV- en HDV-concurrentie. Inmiddels zijn er vier varianten: DVCPRO25, DVCPRO5O (YUV 4:2:2), DVCPRO HD en de P2-geheugenkaart. Helaas gezien de prijsstelling alleen interessant voor de vakman met een breder budget.

 

De opslagmedia

Tape is en blijft de goedkoopste variant onder de opslagformaten. Vele uren voor weinig geld, zeker bij ongecomprimeerde video. De nadelen van tape zijn het heen-en-weerspoelen om opnamen te zoeken, onderhoud aan het recordermechanisme en drop-outs. Op de consumentenmarkt is tape aan het verdwijnen. In de prosector werken nog tal van HDsystemen gewoon met de betrouwbare tape. De harddisk is het ei van Columbus voor menig videomaker. Opnamen zijn snel terug te vinden, capturen is niet meer nodig (direct overspelen naar het montagesysteem) en er gaat veel op. De nadelen zijn: een flink stroomverbruik, vol is vol tenzij u een verwisselbare harddisk heeft en het extra gewicht. Opnemen op dvd heeft als voordeel dat de schijf, na het finaliseren, direct op tv bekeken kan worden. Een belangrijk nadeel betreft de beperkingen bij de montage. Er valt minder goed bij de beelden te komen. Ook is de opnamecapaciteit aan de krappe kant. Meer succesvolle optische schijven zijn de blu-ray en de Sony XDCAM. Blu-ray kan veel meer videodata in HD en Audio in hifi 5.1 surround bevatten dan dvd. Of de montagesystemen ook goed bij het ruwe materiaal op schijf kunnen komen valt nog te bezien. Sony XDCAM heeft dezelfde voordelen als een verwisselbare harddisk. Het gaat om een optisch schijfsysteem in een eigen cassette die rechtstreeks in een player-recorder te steken valt. De toekomst is aan de geheugenkaart. Snelle opslag, beelden direct toegankelijk (ook rechtstreeks in de pc of Mac te steken), lichtgewicht, verbruikt weinig stroom en
er is geen onderhoud aan een drivemechanisme nodig. Ook zijn de kaartjes bij twee slots tijdens de opname te wisselen. Als enige nadeel geldt de nog hoge
Het belangrijkste formaat- advies is: koop uw camcorder naar toepassing (soort opnamen),

 

Het geluid.

De audio wordt nogal eens onderschat bij zowel de aanschaf als bij gebruik van de camcorder. Een microfoon zit er vaak al op, de registratie gebeurt doorgaans geheel automatisch en de camcorder is tegenwoordig toch 5.0 surround. Wat kan er dan mis gaan? Meer dan je enigszins zou vermoeden en dat is jammer want een geslaagde videofilm wordt voor een groot stuk gedragen door goed het geluid. 

Het geluid blijkt in menig opnamegeval lastiger te zijn dan video. De videomaker is gewend in beelden, dat wil zeggen de zeggingskracht en compositie, te denken. Geluid vertalen naar een stuk filmische emotie en beleving is een stuk lastiger! En dan heb je ook nog de kwaliteit van het geluid bestaande uit het volume, het vermijden van stoorgeluiden en de nadruk op de juiste prominentie van frequenties. Met die prominentie van frequenties wordt bedoeld welk klanktype op de voorgrond dient te staan.

Bijvoorbeeld spraak, muziek of realistische omgevingsgeluiden.
Beginnende videofilmers houden vaak geen rekening met deze aspecten van de audio. Er wordt een camcorder met ingebouwde microfoon gekocht en de rest gaat toch vanzelf? De praktijk leert echter dat het opnemen van een passende soundtrack toch een stuk lastiger is dan de camcorder het geluidswerk laten doen.

 

Soorten geluid

Er zijn verschillende soorten, typen en formaten bij het geluid. Om te beginnen het onderscheid tussen interviews, achtergrondgeluid en muziek. De meeste beginnende videofilmers registreren achtergrondgeluid. Dat wil zeggen het natuurlijke omgevingsgeluid dat bij de opgenomen videobeelden past. Hierbij ontstaat al een probleem. Bij overzicht of totaalshots past al het geluid van de in de opname zichtbare objecten. Gaat u echter inzoomen dan klinkt het vreemd als er audio hoorbaar is van objecten die niet (prominent) in beeld zijn. De kijker verwacht als het ware dat het geluid met het beeld mee(in)zoomt. Een aantal camcorders heeft daartoe een meezoomende microfoon ingebouwd. Een andere optie is het gebruik van een richtmicrofoon. Die heeft een nauwere opnamehoek. Bij interviews gaat het om goed verstaanbaar geluid zonder storingen van ongewenst achtergrondgeluid, microfoontikken en gerommel aan de camcorder zelf. Daarvoor wordt dan een externe handmicrofoon gebruikt. Bij het goed opnemen van muziek wordt de videomaker met een scala aan problemen geconfronteerd. Hoe laten wij de instrumenten in de juiste verhouding klinken? Blijft de juiste ruimtelijke sfeer of muzikale ambiance en emotie intact? Raakt het geluid niet overstuurd? De kritische filmer van muziekclips kan dat niet aan de automaat van de camcorder overlaten. Aansluiting op een mengpaneel en handmatig het volume bijregelen, geeft een aanmerkelijk beter resultaat.

Geluidsformaten

Als tweede aandachtspunt het geluidsformaat. Dat wil zeggen de wijze waarop het geluid digitaal op tape, hard disk, geheugenkaart of dvd wordt wegge schreven. Elk videoformaat kent zo zijn eigen manier om het geluid te encoderen. Bij het alom gangbare DVD- en DVCAM-formaat gaat het om het type Pulse Code Modulation (PCM). Daarbij is de keuze uit de samplingrates (= het aantal geluidsmonsters dat bij de opname per seconde wordt genomen) van 32 kHz en 48 kHz. Let er altijd goed op dat alle camcorders en de montageapparatuur op dezelfde samplingrate staan. Anders kunnen er lelijke vervormingen en reken- tijden optreden. Bij High Definition (HD) opnamen vindt weer een andere manier van audiocodering plaats. Bij HDV gaat het om MPEG-1 en soms ook een MPEG-2 variant. Bij AVCHD om de geluidscomponent van de H.264 MPEG-4 CODEC. U snapt het al, het monteren van het geluid ondervindt straks problemen bij de decompressie bij het bewerken en het door elkaar gebruiken van verschillende audio-CODEC’s. Vermijdt problemen door het liefst in één formaat op te nemen en te monteren.

Interne en externe microfoons

Vrijwel alle camcorders voor gebruik door amateurs en prosumers bevatten een ingebouwde stereo- of surround-microfoon. Dat is lekker licht, steekt niet uit en is gemakkelijk, want de audio automatie doet het werk. Helaas kleven er aan interne microfoons enkele nadelen. Als eerste kunt u de opnamekarakteristiek veelal niet beïnvloeden. De microfoon is een all rounder. Een compromis om allerlei soorten geluid zo goed mogelijk weer te geven. Echter niet optimaal geschikt voor kritische interviews, muziek- opnamen en natuurgeluiden. Een ander punt is dat een ingebouwde microfoon motorgeluiden en het bedienen van de camcorder kan meepikken. Dat kan later bij de weergave tamelijk storend overkomen. Een externe microfoon wordt gekocht voor het desbetreffende type geluidsopnamen. Bijvoorbeeld een mono interviewmicrofoon, een richtmicrofoon met een beperkte opnamehoek of een speciale stereomicrofoon voor concert- opnamen. Als alternatief geldt het aansluiten van de lijn-in van de camcorder op de zaalinstallatie (mengpaneel).

Audio-in en -uit

Om een externe geluidsbron op de camcorder te kunnen aansluiten is een audioingang vereist. Die ontbreekt helaas nogal eens op de goedkopere en compacte camcorders. Er is keuze uit een 3.5 miniplugje (gecombineerd stereo), de solide dikke ronde XLR-plug (eentje voor links en rechts) en intelligente accessoireschoentjes waarin slimme opsteekmicrofoons passen. Let er op dat u het juiste type microfoon koopt qua aansluiting, interne voeding (batterijtje, door de camera, voltage, weerstand) en geluidskarakteristiek. Raadpleeg de specificaties van de handleiding en laat u deskundig voorlichten! Een zogenaamde vrije ophanging voorkomt dat de externe microfoon bediening- en camerageluiden oppikt. Daarvoor worden speciale beugels en accessoireschoentjes met een elastische ophanging gebruikt. Voor het aansluiten van een mengpaneel of audio-installatie is een lijn-in ingang (tulp of XLR) vereist. Tip: controleer voor de opname altijd eerst al uw audio-instellingen op de camcorder. Op welke input staat de audio: Microfoon normaal, Microfoon + 48V voeding, Microfoon met of zonder versterking of Lijn-in? Neemt er één microfoon of nemen meerdere microfoons op? Vindt er mix plaats? En staat de input op interne of externe microfoon? Dat voorkomt vervelende verassingen achteraf! Voor de onmisbare controle bij de opname is een 3.5 mm uitgang voor een hoofdtelefoon vereist.

Wel of geen automaat bij het volume?

Een echte soundtrackkiller is een verkeerd volume. Te zacht opnemen geeft ruis en slecht hoorbaar geluid. Te hard opnemen (oversturing): een lelijke vervorming. Vele camcorders beschikken niet over een handmatige volumeregeling en LED-indicatie voor het geluidsvolume. Klinkt het op de hoofdtelefoon niet goed, dan heeft u de volgende opties: ·1. De afstand tot de geluidsbron wijzigen.
2. De instelling van de microfoon (high/low) veranderen.
3. De interne versterking van de camcorder aan/uitzetten.
4. Het geluid apart met een veld- recorder opnemen en later in de montage toevoegen. Dit afhankelijk van het type camcorder en microfoon.
Een tweede bezwaar tegen de geluidsautomaat is het zogenaamde pompen, het sterk en voortdurend wisselen van volumesterkte doordat de automaat achter de feiten aanloopt. Het handmatig bijregelen van geluid is de beste optie. Houdt het geluid bij digitale registratie tussen -12 en -6 dB met uitlopers tot bijna 0 dB. Het rode gebied mag niet oplichten! Stel een over-all niveau in waarbij het meeste geluid tussen deze parameters valt.
Wel of geen surround?

In principe is stereogeluid voldoende. Surround Sound kan echter beter klinken. In de meeste gevallen gaat het om gesimuleerd 5.1. Voor echte surround opnamen zijn een idem dito aantal microfoons nodig. Handig zijn camcordermodellen die naar keuze tussen stereo en 5.1. schakelen. Dan kunt uzelf beslissen wat het beste klinkt.

Draadloos

Draadloze microfoons met een zender op de microfoonunit en ontvanger op de camcorder zijn van goede kwaliteit en heel betaalbaar. Zij zijn heel geschikt voor het doen van interviews zonder microfoongerommel, het draadloos plaatsen van zaalmicrofoons en het op afstand verbinden met een mengpaneel. Let op een goede bevestiging aan de camcorder.

 

Audio-varia

Tot slot nog enkele aandachtspuntjes voor het geluid. Een windkap (als ‘kattebontje’ of elektronisch filter) vangt het hinderlijke klappende geluid van windvlagen weg. Met een hengel of boompole kan de microfoon op elke plaats buiten beeld gepositioneerd worden. Een aantal professionele camcorders beschikt over vier audio-kanalen in plaats van de gebruikelijke twee stereokanalen. Daarmee zijn uitstekende multitrack muziekclips te maken. Een Audio-Dub, het achteraf toevoegen van geluid aan het beeld, op de camcorder kan zinvol zijn. Een aparte geluidsman (of vrouw) kan veel meer aandacht aan de audio besteden als de cameraman die ook het beeld in de gaten moet houden.

 

Camerabewegingen.

Het onderwerp beweegt of staat stil. Maar wat doet de camera? Stilstaan of filmisch attractieve bewegingen maken ?
Een videofilm moet het vaak van boeiend bewegen hebben. Actie, reactie, het bewogen spel van de acteurs en spontane bewegingen blijven de aandacht van de kijker trekken. Ook landschappen winnen aan dynamiek en emotie door daar met de camcorder doorheen te bewegen. In de minderheid zijn de stilstaande beelden zoals close-ups van gezichten en dichtbij-opnamen of details. Aan de andere kant staat de camcorder zelf die niet of juist wel kan (mee)bewegen. Als een paal boven water staat het feit dat ongewenste bewegingen van de camcorder storend zijn. Met name als deze nog eens versterkt worden door een onvaste hand en/of flink inzoomen. Daar worden de kijkers thuis pas goed zeeziek van. Bij het opnemen van video worden tal van technieken ingezet om de camcorder stil te houden of juist vloeiend te laten bewegen. Bijvoorbeeld optische of elektronische beeldstabilisatie, een statief met vloeistofkop, een gyroscoop, een dolly of een camera-arm (de Jib). Elk van deze technieken en hulpmiddelen heeft zo zijn eigen filmische functie en gebruikstechniek.

Geen beweging

In de meeste praktijkgevallen of ernstige twijfel aan het verkregen effect is het verstandig om de camcorder gewoon stil te houden. Dat is echter nog niet zo gemakkelijk als het lijkt. Kleine bedieningshandelingen kunnen de camera net als vermoeide handen licht laten zwaaien of schokken. Dat bewegingseffect wordt nog eens verder versterkt door inzoomen (geeft extra vergroting). Een ander belangrijk punt vormen de afmetingen en handligging van de camcorder. Klein geeft weinig houvast. Zo zijn handpalmmodellen met weinig grip lastig stabiel te houden en schokvrij te bedienen. De zogenaamde ‘beugelmansen’, de grotere middenklasse met handgreep, bieden een betere ondersteuning bij het filmen met twee handen. De ene hand op de grip met start/stop en zoomschakelaar. De andere onder de lens. Wel zijn de camcorders een stuk zwaarder hetgeen bij langdurig achter elkaar filmen tot vermoeidheid en trillen kan leiden. En de schoudercamcorder rust goed stabiel op de schouder van de cameraman of -vrouw. Het stabiel houden van kleine camcorders begint met de houding. De voeten een beetje uit elkaar, de armen tegen de borst, niet te krampachtig vasthouden en zo nodig een steuntje in de rug of voor de armen zoeken. Een goed werkende techniek voor het elimineren van bewegingsonrust bij video is het gebruik van interne beeldstabilisatoren. Deze beeldstabilisatoren vangen kleine zwenkingen en horizontale en in een aantal gevallen ook in de verticale richting op. De beste techniek is de optische beeld- stabilisatie met prisma’s in het zoomobjectief. Elektronische beeldstabilisatie gebruikt pixels aan de randen van de beeldsensor om het beeldbewegingen te ondervangen. Daardoor zijn er minder pixels voor de opname zelf beschikbaar.

Soorten statieven

Statieven geven net dat extra steuntje dat uw video-opnamen qua rust en stabiliteit laat slagen. Er zijn statieven met poten, schouder- of borststeunen en gyroscopen. Het eenvoudigste en vaak toch doeltreffendste statief, is de eenpoot. Geeft net als een wandelstok of kruk voldoende steun en de camcorder kan gemakkelijk met de hand in een andere positie gemanoeuvreerd worden. Een stuk solider en meer dempend voor ongewenste bewegingen is het driepootstatief al of niet voorzien van dwarsverbindingen tussen de poten. Dat staat als een huis. Door op dit statief een zogenaamde (semi-)vloeistofkop te plaatsen, kunt u vloeiende horizontale bewegingen (pans) maken. Een aan de grip bevestigde afstandsbediening zorgt ervoor dat uzelf de camcorder niet meer hoeft aan te raken.
Tip: Koop altijd het statieftype dat voor uw camcordermodel en gewicht gemaakt is. Dit zowel qua gewicht, stabiliteit als statiefhoofd en snelkoppeling. Een te licht statief geeft toch trillingen. Een te zwakke videokop kan losschieten. Een goed statief is niet goedkoop maar gaat tien jaar of meer mee. Probeer altijd eerst een paar typen met verschillende vloeistof- koppen in de winkel uit. Een schouderstatief rust afhankelijk van het ontwerp op of tegen de schouder. Oefening baart in deze kunst. Met enige training en niet al teveel inzoomen, ligt de camcorder behoorlijk stevig tot rotsvast. Borststatieven liggen of steunen tegen de borst. Dat is redelijk tot goed stabiel. Zeker als daar nog een gyroscoop (vangt bewegingen en trillingen op) aan bevestigd wordt.

Lopen met de camcorder

Een van de manieren om een onderwerp te kunnen volgen is er gewoon achteraan lopen. Of als alternatief er vooruit te lopen. Omdat de cameraman druk doende is om het onderwerp stabiel n beeld te houden heeft hij of zij weinig aandacht voor de omgeving. Om valpartijen en botsingen te voorkomen gebruiken professionals daarom een assistent die als geleider van de cameraman functioneert. Deze verwijdert obstakels, stuurt in de weg lopers opzij en geeft de cameraman steeds duwtjes in de goede richting. Vooraf wel de toegepaste klop- en treksignalen doornemen! Het lopen met de camcorder werkt het beste met een schoudercamera of geschikt boorstatief en rustig geleidelijk lopen. Bij geluidsopnamen is er nog een extra man voor de microfoon(-hengel) nodig.

Pan en tilt

De beweging in het horizontale vlak wordt de pan genoemd. Heel geschikt voor panorama’s en het volgen van passerende objecten. Een pan kan door rustig meedraaien en niet teveel inzoomen uit de hand geschoten worden. Let er op dat u voeten ook gemakkelijk meestappen of draaien anders komt de cameraman straks in de knoop. Vanaf het statief met een (semi-) vloeistof kop loopt de pan als een zonnetje. Probeer altijd het pantraject van te voren even visueel uit. Zitten er geen ongewenste objecten in de weg? De tilt is het op en neer bewegen in het verticale vlak van de camcorder. Dat kan ook hier uit de hand of via de neigfunctie van de videokop. De tilt-techniek wordt gebruikt voor het volgen van het onderwerp en het creëren van een vogel- of kikvorsperspectief. Voer de pan en de tilt geleidelijk en met beleid uit. Alleen bij artistieke videoclips kunnen woestere bewegingen het filmische effect versterken.

Rijden met de camcorder

Er zijn meerdere manieren om met de camcorder aan het rijden te gaan. Als eerste het bevestigen aan of op een fiets, motor, auto of ander voertuig. Dat gaat goed op de ingebouwde beeldstabilisator mits het voertuig zachtjes, recht en over een niet hobbelig wekdek rijdt. Anders is er een vorm van vering of een gyroscoop nodig. Hetzelfde geldt ook voor boottochten en parachutespringen met de camcorder op de helm. Voor luchtopnamen zijn er gestabiliseerde mini-helicopters te huur. Een dolly is een statief op wieltjes om achter het ontwerp aan, er omheen of naar toe te rijden. Er zijn zowel losse statiefpiaten met wieltjes als kant-en-klare dollies te koop. Bij een vast parcours wordt er rails gelegd van rubberen slangen of metaal.

De Jib

De camera-arm of Jib is een ideaal instrument om de camcorder vrij als een vogeltje over het onderwerp te laten vliegen en een fraai helicopterview of vogelperspectief te maken. Een Jib bestaat uit een camera-arm, contragewicht en een stevig statief met speciale bevestiging voor de arm. Omdat de camcorder ver buiten het bereik van de cameraman is opgehangen, heeft u een vorm van afstandsbediening nodig. De arm zelf wordt doorgaans met de hand bediend. Om te zien wat de camcorder aan de Jib-arm opneemt, wordt de set extra uitgerust met een viewerschermpje. Verbinding via een kabeltje of draadloos.

 

Aansluitingen en accu’s.

Bij de aanschaf van de camcorder staan de aanwezige connectoren en de voeding vaak niet op ons aandachtlijstje. Dat is jammer, want het ontbreken van de juiste aansluitingen en voldoende accucapaciteit kan het filmplezier vergallen.

De aanwezige aansluitingen of connectoren van de camcorder bepalen de communicatiemogelijkheden met de buitenwereld. Daarbij onderscheiden wij de in- en uitgangen. De beschikbare input-bussen maken het mogelijk om externe randapparatuur zoals (richt-) microfoons, hoofdtelefoons en een netvoeding aan te koppelen. Bij de output gaat het om de uitvoer van video- en audiosignalen naar de weergave- en/of montageapparatuur. Zonder stroom (voeding) doet een camcorder helemaal niets. Het voeden van de motor(en) voor drive en zoomoptiek, display en beeldverwerkende chips komt naar keuze uit een accu of een netstroomadapter. Daarom is het zaak om voor voldoende accucapaciteit, een extra accu of een stopcontact in de buurt te zorgen. In geval van nood kan een caradapter (voor de sigarettenaansteker) uitkomst bieden.

Ingangen

Veel beginnende videomakers letten bij aanschaf van de camcorder niet op de aanwezige ingangen. Dat kan de cameraman of -vrouw later zuur opbreken. Bij de steeds compacter wordende palmtops laten fabrikanten essentiële connectoren voor de input nogal eens gewoon weg! U wilt bijvoorbeeld een externe microfoon aansluiten omdat de interne teveel storing oppikt of niet voldoende richtgevoelig is. Zonder een Mic-in is dat vrijwel onmogelijk. En wat voor microfoon ingang heeft u nodig. De zwakke 3.5 mm minijack of solide XLR-plug? Let bij het aansluiten van externe microfoons ook op de benodigde voltages en weerstand. In principe is alles universeel doch in de praktijk blijkt het een en ander toch storingsgevoelig of niet geheel compatibel te zijn. Het beste is om de externe microfoon gewoon in de winkel uit te proberen.
Een andere geluidsingang is de lijn-in. Een aansluitingsoptie voor externe geluidsapparatuur zoals mengtafels en audiodecks werkt doorgaans met tulp- of XLR-pluggen en is alleen op professionele camcorders te vinden. Een variant hierop is de zogenaamde audiodub: het achteraf geluid kunnen opnemen / toevoegen bij bestaande video-opnamen. Slechts bij enkele camcorders mogelijk. De meeste videoamateurs zijn gespitst op video-uit, maar in een aantal gevallen is het ook handig als de camcorder van een externe videobron kan opnemen. Bijvoorbeeld het terugzetten van de montage op video- tape als u geen los videodeck (VTR) heeft. Een tal van camcorders blijken dan domweg niet over een video-in (digitaal FireWire of analoog) en een opnamemogelijkheid voor externe AV-bronnen te beschikken. Wellicht goedkoper in de aanschaf om video-in weg te laten. In de praktijk helaas nogal eens een stuk duurder als een extra taperecorder of ander videodeck moet worden aangeschaft.

Slimme schoentjes

Een alternatief voor aparte busingangen is het slimme accessoireschoentje. Dit lijkt op het flitsschoentje van fotocamera’s. In deze ‘smart shoe’ kunt u allerlei accessoires schuiven die vervolgens direct koppelen met de elektronica van de camcorder. Bijvoorbeeld een zoommicrofoon die de bewegingen van het zoomobjectief op de voet volgt. Of een slimme videolamp die de benodigde lichtingsopbrengst met de camera- automatiek terugkoppelt. Het voordeel van een slim accessoireschoentje is zoals gezegd de optimale koppeling tussen de camcorder en de toegepaste randapparatuur. Een nadeel is dat de compatibiliteit beperkt is tot de voor het desbetreffende merk bedoelde video-accessoires. Tal van vreemdmerk-artikelen functioneren niet.

Uitgangen

Uitgangen voor beeld- en geluid zijn natuurlijk op elke camcorder te vinden. De gebruiker moet gewoon voor het afspelen of overspelen de camcorder op de tv, dvd-brander, videodeck of montagesuite kunnen aansluiten. Helaas is er een behoorlijke wildgroei in AV-uitgangen. Wij zullen de belangrijkste hiervan met u doornemen.
• FireWire (IEEE 1394) wordt gebruikt voor het uitwisselen van digitale video- en audiosignalen in zowel gewoon DV als HD. Er zijn twee typen pluggen: de smalle 4-polige en de bredere, meer solide 6-polige. Met FireWire kan zowel worden afgespeeld als opgenomen (is camcorderafhankelijk!). Er zijn twee snelheden: 400 en 800 Mbps. Via FireWire kunnen ook de afspeel- en opnamefuncties van video-apparatuur tijdens de montage aangestuurd worden.
• USB2, eveneens een aansluiting voor het digitaal overzetten van video- en audiobestanden. Met nadruk op bestanden want deze aansluiting zet complete files over in plaats van een continue video/audiostroom. Doorgaans is er sprake van een klein stekkertje voor in de camcorder en een standaard USB connector voor aan de computer.
• Component, een digitale tweezijdige overspeel-standaard voor de afzonderlijke kleuren Rood, Groen en Blauw (RGB). Gebruikt voor HDV en AVCHD. Voor het geluid is een aparte audiokabel nodig.
• HDMI/DVI voor camcorder en computer. Twee redelijk nieuwe connectoren die digitaal beeld- en geluid tweezijdig kunnen transporteren. Geven de beste kwaliteit bij HD en Blu ray. Het  is zaak om op de compatibiliteit van de gebruikte standaards (liefst de meest recente versie van de standaard) en het juiste type stekker te letten. Anders werkt het mogelijk niet goed.
• S-VHS, Y/C of hosiden. Analoge aansluiting voor video. Te herkennen aan een kleine zwarte ronde plug met vier dunnen metalen pennetjes en een geleidenokje. Geeft een betere videokwaliteit dan VHS. In een aantal gevallen is voor de tv een verloop naar Scart nodig.
• Compositiet of standaard analoog VHS-video. In het algemeen de gele tulpplug en bij professionele camcorders een BNC-bajonet. Bij tv’s kan een verloop naar Scart nodig zijn.
• Tulp stereo rood en wit voor analoog geluid. Idem 3.5 mm ministekker voor stereo audio.
N.B: Let bij het gebruik van in/uitgangen er altijd op of de toespelende en ontvangende apparatuur op het juiste in/uit-signaaltype ingeschakeld is. Bij het gebruik van een verkeerde poort of onjuiste standaard ziet / hoort u niets of krijgt veel storing.

Verloopjes en dock

De camcorders worden voortdurend compacter en dan blijft er weinig plaats voor connectoren over. Dientengevolge worden er steeds meer aansluitingen gecombineerd en geminiaturiseerd. Dit heeft inmiddels geleid tot een waar woud van verschillende typen I/O-bussen en verloopkabeltjes. Dikwijls merkspecifiek en stevig aan de prijs. Echter beter flink in de beurs tasten en het juiste kabeltje in een goede kwaliteit aanschaffen dan straks met de gebakken peren zitten. Niettemin, er zijn diverse onafhankelijke kabelleveranciers die het goedkoper en toch ook kwalitatief goed doen.
Een dock is gewoon een basisstation voor camcorders. Dit basisstation vervult de functies van tafelstandaard, aansluiting van de voeding (plus opladen accu) en het bieden van de benodigde aansluitingen. Met name bij kleinere camcorders een gemak.

Montage

Bij de aansluitingen voor de montage is het altijd even oppassen geblazen. FireWire biedt een complete digitale montage- oplossing voor zowel het overspelen (capture en record) van video en audio als het besturen van de hardware. Let alleen op het juiste connectortype (4 of 6-polig). Bij USB2 wordt het complete AV-bestand uitgewisseld tussen camcorder en computer. De computer bestuurt de camcorder niet! Het is de browser (soort verkenner) die de videoclips binnenhaalt, sorteert en desgewenst ook bij- snijdt. Bij de analoge montage kan de camcorder bestuurd worden via de LANC-bus. Gebruik die juiste video- en audiokabels.

Accu’s en netvoeding

Bij de meeste camcorders wordt standaard een Li-Ion accu meegeleverd. Bij een aantal professionele schoudercamcorders dienen de accu’s met V-mount en lader er extra bijgekocht te worden. Accu’s verrichten twee functies: de camcorder van stroom voorzien en de camerabalans. Op de meegeleverde accu wordt nogal eens bezuinigd. Binnen het uur leeggedraaid of gekeken (LCD-schermpje vreet stroom!). Een exemplaar met een hogere capaciteit, meer Watt-uur (Wh), biedt dan uitkomst. Let er ook op welk accugewicht de camcorder optimaal in balans brengt. Bij normaal gebruik slijten Lithiumlon accu’s slechts langzaam. Haal hen bij voorkeur van de camcorder af als u deze een tijdje niet gebruikt. Bij extreme temperaturen zijn de prestaties en ontlading anders.  Lithiumlon accu’s van het eigen merk zijn nogal eens stevig aan de prijs. Dat noopt tot het uitkijken naar typen van accessoire- merken. Hierover doen veel anekdotes betreffende beschadiging van de apparatuur en slecht functioneren de ronde. Gerenommeerde accumerken houden echter terdege rekening met de juiste spanning, passende contacten plus afmetingen en de elektronische terugkoppeling (interne accuchip). Wij betreuren het dat elk merk en zelfs modellen van dezelfde fabrikant zo zijn eigen type accu’s gebruikt. Dat verhoogt de kosten en maakt uitwisselen lastig. Een andere ergernis betreft het niet meeleveren van een acculader. Het opladen in de camcorder zelf is niet bepaald een gemak Een losse snellader doet dat veel beter. Voor continu gebruik in de studio of elders in de buurt van een stopcontact wordt de netvoeding aangeraden. Dat kan via de lader of dock. De aansluiting op een autoaccu kan in het veld een uitkomst zijn.

 

Monteren in en met de camcorder.

Video komt pas echt tot zijn recht als het opgenomen materiaal op de een of andere manier gemonteerd wordt. Alleen al het netjes bijsnijden en in een logische volgorde zetten van de clips, geeft al een echte videofilm in plaats van wat losse flarden. Het monteren van de gemaakte shots kan tegenwoordig in de camcorder gebeuren alsook daarbuiten op een PC of ander montage toestel. Bij het monteren van de met de camcorder gemaakte videoclips denkt iedereen direct aan het monteren met de computer. Er zijn immers zoveel programma’s voor non lineaire editing (NLE) voor de pc en Apple computer verkrijgbaar. Dat monteren kan echter ook in de camcorder zelf en door het overspelen naar een video- of hard disk-recorder. Daarnaast biedt een aantal meer professionele modellen de gelegenheid tot voormontage middels het markeren van de opnamen. We bekijken de verschillende montagemogelijkheden met de camcorder en hun toepassingen. En daar komt meer bij kijken dan u wellicht denkt.

In de camcorder

Veel videomakers staan er niet bij stil dat je ook al in de camcorder zelf kunt monteren. Handig voor een snelle terugblik op de gebeurtenissen, nieuwsflitsen en video-ondersteund onderwijs. Voor het monteren in de camcorder zijn er diverse methoden beschikbaar. De meest simpele en ruwste methode is die van het zogenaamde stapelen: het netjes in volgorde achter elkaar zetten van de scènes of shots. Dat kan al gewoon via een goede planning en zorgvuldige opnametechniek. De planning is het netjes uitschrijven welke opnamen in welke compositie na elkaar dienen te worden geschoten. Een storyboard kan hierbij zeer behulpzaam zijn. Bij de opnametechniek de volgende punten:
• Eerst goed instellen qua scherpte, belichting en compositie. Idem het geluid controleren.
• Op het juiste moment starten met circa één seconde vrij voordat de feitelijke scene begint.
• Op het juiste moment stoppen met circa één seconde uitloop.

Met start/stop en pauze (bij het direct verder gaan met filmen) allemaal prima te realiseren. Zowel camcorders op basis van tape, hard disk, memorycard en dvd zetten de opnamen doorgaans naadloos achter elkaar. Slechts een kwestie van afspelen en je hebt meteen een (ruw) gemonteerde videofilm.
Een aantal taperecorders biedt de naadloze insert-optie. Spoel naar de plaats op de tape met opnamen waar een extra shot dient te worden toegevoegd. Zet aldaar de camcorder op record en pauze. Start de in te voegen opname en stop deze weer tijdig. Het vergt allemaal enige oefening en timing, doch werkt perfect. Idem is het mogelijk om via de Audio-Dub nieuw geluid in de camcorder toe te voegen. Deze functie is echter nog maar op een beperkt aantal camcorders en stationaire (= losse opname) recorders aanwezig.
Bij camcorders die hun gemaakte shots op een hard disk of geheugenkaart opslaan valt er dikwijls met behulp van het view/afspeelmenu in de volgorde te schuiven. Door de grafische voorstellingen (thumbnails) op het lcd-schermpje te verplaatsen ontstaat er een nieuwe afspeelvolgorde. Voila een snelle, comfortabele en ruwe vorm van montage. Deze functie kan in het geheel niet tot zeer uitgebreid (tot en met een handig joystickje voor cut & paste aan toe) op uw camcorder aanwezig zijn. In een aantal gevallen is er nog een extra vorm van ruwe montage mogelijk. Het splitsen van een scene maakt ongewenste stukken los die dan vervolgens te verwijderen (delete) zijn. En verder is de delete een handig hulpmiddel om mislukte opnamen te elimineren.
Een aantal camcorders beschikt nog over extra edit-functies. Titels zijn handig als de videomaker nog even snel een korte titel nodig heeft. Met name kort, want het invoeren zonder toetsenbord van titels is tamelijk onhandig. Ingebouwde effecten kunnen aardig zijn om een bepaalde sfeer of stemming tot uitdrukking te brengen. In enkele gevallen is het tevens mogelijk om fotobeelden in te voegen (still insert). Kijk eens goed in de menu’s en handleiding van de camcorder wat er allemaal wel en niet mogelijk is.

Voorbereiding montage

Bij de meer professionele camcorders komt de videomaker de optie het markeren van een opname als geslaagd (good) of mislukt (bad) tegen. Dat kan zowel op tape, harde schijf als geheugenkaart. De bedoeling is dat de als goed gemarkeerde scènes in de juiste volgorde automatisch worden overgespeeld naar de stationaire recorder (tape of hard disk) of het ontvangende montageprogramma op de computer. Het markeren gaat afhankelijk van het model camcorder via het menu of knop. Per knop gaat sneller maar per menu dwingt wel om de geschoten opnamen even zorgvuldig op hun filmische verdiensten te beoordelen. Bij de toepassing voor NLE-software is vereist dat zij de markeringen herkent. Het markeren als good en bad is handig en snel voor nieuws-editing, het versturen van (online) voormontages en bij een groot aantal shots (voorkomt veel gezoek in de montagestudio).

Overspelen naar stationair

Het klinkt een beetje uit lang vervlogen videotijden: het monteren naar een tape-, of moderner, een hard disk recorder. Verleden tijd is deze montagemethode nog echter allerminst. Een van de belangrijkste toepassingen van deze montagetechniek is live recording van evenementen. Daarbij worden dan meestal meerdere camcorders op een mixer, daar vindt dan de live editing plaats, aangesloten. De stroom van gemonteerde opnamen wordt met een hard disk recorder vastgelegd. Een groot aantal camcorders, met name die met een FireWire-uitgang, beschikken over een besturingsmogelijkheid voor externe recorders. Veelal iLink. Met behulp van deze besturing kan de externe camcorder gereed gezet (record & pauze) gestart en weer gestopt worden vanuit de toespelende camcorder. Hiermee zijn gemakkelijk montages volgens het naadloze stapelprincipe te vervaardigen. In een aantal gevallen zijn ook inserts en AudioDub mogelijk. Een relatief eenvoudige techniek van een hoge kwaliteit. Tevens geschikt voor computer-fobe editors.

Browser en Editing-software

De eenvoudigste methode voor het editen met de pc of Apple-computer is via de met de camcorder meegeleverde clip-browser en editing-software. Het opzoeken en/of inladen naar de harde schijf verloopt via de clip-browser. In feite een zoek- en indexeringsprogramma dat de opgenomen clips in bibliotheken opslaat en in een viewer op de monitor kan afspelen. De editing-software voorziet in het trimmen (bij- snijden aan het begin of einde) en zo mogelijk ook het in stukken knippen van de videoclips. Voor eenvoudige videomontages is echt niet meer nodig. De editor kan er mee stapelen, bijknippen, splitsen en dikwijls ook cut & paste. Verder export naar tape en voor dvd geschikte videoformaten.

NLE-suites

De meeste videofilmers zullen gebruik maken van een zogenaamde NLE-suite op de computer. Dat is een combinatie van software voor het monteren zelf, een titelgenerator, animatie & effect-pakket, dvd-opmaker en geluidsstudio voor de soundtrack. Alles geheel compleet als (thuis)studio voor productie en nabewerking. Een bekende misvatting is dat bij de montage er een grote hoeveelheid opnamen, hetgeen allemaal niet zo goed ging bij de opnamen zelf, achteraf wel te regelen is. Dat valt op twee manieren zwaar tegen. Ten eerste kost het veel tijd om tussen het kaf (of puin) het juiste koren te vinden. En ten tweede, wat er echt niet bijzit of opnametechnisch totaal verprutst is, kan ook niet meer in een NLE-suite gered worden!
Bij het gebruik van de computer als montagestudio is het handig om al met de camcorder aan de voormontage te beginnen. Hanteer een logische opnamevolgorde, neem markeringen (de bekende cut-bordjes, shot 1, 2 etc, of good/bad) mee en stel de camcorder goed in. Het beeld en geluid alvast in orde, spaart straks een zee van montagetijd.
Tot slot de koppeling van de camcorder aan de pc. Analoge modellen (S-VHS, VHS, Hi8) hebben daarvoor een ingang op de videokaart of apart interfacekastje nodig. FireWire maakt meteen besturing per Link mogelijk. Bij USB worden de opgenomen AV-files eerst met de Browser op de harde schijf gezet en vervolgens bewerkt. Afhankelijk van het camcordertype dient deze als toespeler wel of niet apart in de edit-modus gezet te worden. Zie hiervoor de gebruiksaanwijzing. In deze snel evoluerende wereld is het momenteel beter uw afgewerket speelfilms naar een mediaschijf over te zetten als SD of als Full HD. Dergelijke mediaschijven zijn meestal zo ontworpen dat ze rectstreeks op een TV toestel kunnen worden aangesloten. Door de grote opslagcapaciteit van dergelijke schijven kunt u nu uw films zonder kwaliteitsverlies bewaren.

WIE, WAT, HOE
Instructie video's
Nieuwe camcorder
LINKS
Software testen
Video bewerking
Video & compressie
Digitale video
ARTIKELS
 
Mailgroep filmen, digitale video & montage
SENIORENNET.BE